Participatiesamenleving
Hoe staat het ervoor met de participatiesamenleving anno 2018? Koning Willem Alexander introduceerde in 2013 in zijn eerste troonrede de term “participatiesamenleving”. Hoe staat het er bijna 5 jaar later voor? Willen we verder met de participatiesamenleving, ook nu de grootste bezuinigingen achter de rug zijn? De zin waarmee Koning Willem Alexander het begrip participatiesamenleving introduceerde luidde: “Van iedereen die dat kan, kan worden gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving”. Concreter lijkt de term participatiesamenleving daarna niet te zijn geworden. Een definitie en daaraan gekoppelde doelstelling ontbreekt en niemand weet wat met de participatiesamenleving precies wordt bedoeld. In een kamerbrief uit 2014 stellen minister Plasterk en staatssecretaris van Rijn dat participatiesamenleving niet eenvoudig te duiden is en dat er geen eindbeeld is. De bedoelde samenleving is dus meer een proces dan een doel op zich. Laten we eens de balans op maken aan de hand van 5 signalen;
Signaal 1: Er is een tegenstrijdig beeld als het gaat om burgerinitiatieven
Hoeveel burgerinitiatieven er in het kader van de participatiesamenleving zijn opgekomen is lastig te zeggen. Daarvoor is de diversiteit te groot: van wijkrestaurant tot zorgcoöperatie en van kleinschalig wonen voor dementerenden tot de gezamenlijke inkoop van zonnepanelen. Vaak is het zo kleinschalig en informeel dat het nergens wordt geregistreerd. Uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt, dat in 94 % van alle gemeenten burgers initiatieven nemen die er op gericht zijn op het versterken van de sociale samenhang en actieve deelname aan de samenleving. Maar zo blijkt dat ruim 70 % van de wethouders en gemeenteraadsleden denkt dat burgers graag participeren in lokale besluitvorming, terwijl maar 33 % van de inwoners dat ook blijkt te willen. En 81 % van de Nederlanders heeft zelfs nog nooit meegedaan aan burgerinitiatieven volgens het jaarbericht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2016. Men vermoedt dat ca. 250.000 Nederlandse burgers actief zijn in maatschappelijke organisaties, sociale ondernemingen en energie- of zorg coöperaties. Men denkt dat tenminste twintig procent van de bevolking nodig is om de participatiesamenleving definitief en onomkeerbaar te maken. Nog een lange weg te gaan.
Nu gaat het vaak om middelbaar en hoger opgeleide burgers, terwijl lager opgeleiden, migranten, mensen met een licht verstandelijke handicap en sommige ouderen het niet voor elkaar weten te krijgen. Deze mensen worden nu nauwelijks gehoord.
Signaal 2: Door mantelzorg komt vrijwilligerswerk in het gedrang
Actieve burgers geven de participatiesamenleving vorm. Zij moeten, naast hun werk en gezinsleven, meer dan voorheen mantelzorg verlenen en vrijwilligerswerk verrichten. Nu blijkt dat meer dan de helft van de mantelzorgers inderdaad meer zorg geeft sinds 1 januari 2015, toen de nieuwe WMO werd ingevoerd. Tegelijkertijd is de hoeveelheid tijd die Nederlanders besteden aan vrijwilligerswerk gedaald vanwege het toenemende beroep die de overheid doet op burgers om mantelzorg te verlenen. Mantelzorg gaat voor vrijwilligerswerk. Het aantal uren van burgers is beperkt.
Signaal 3: De kwetsbare burger ontvangt niet altijd de hulp die nodig is
Zelfredzaamheid en uitgaan van eigen kracht zijn begrippen die bij de participatiesamenleving passen. Maar hoe gaat het met kwetsbare burgers, kunnen zij het aan? Vluchtelingen bijvoorbeeld zijn in het kader van zelfredzaamheid zelf verantwoordelijk geworden voor het regelen en betalen van hun inburgeringscursus. Het gevolg is dat sinds 2013 slechts een derde binnen 3 jaar slaagt voor het inburgeringsexamen. Dat is de helft minder dan voor 2013. Ook mensen met een migratieachtergrond die al langer in Nederland wonen zijn niet zo zelfredzaam omdat zij moeite hebben met de bureaucratische hobbels en procedures. Zij beschikken bovendien vaak niet over de vaardigheden om een burgerinitiatief op te zetten. De verwachting was ook dat eenzaamheid zou dalen in een participatiesamenleving, maar het cijfer is juist gestegen. Uitkomsten in Amsterdam geven het beeld van eenzaamheid onder volwassenen met een stijging van 9% in 2008 naar 13 % in 2016. Het blijkt dat vooral laagopgeleiden, lage inkomensgroepen en inwoners zonder betaald werk zich eenzaam voelen. Gemeenten bezuinigen meer dan de centrale overheid hen oplegt en houden zo dus geld over. CBS berekende dat in 2015 1,2 miljard euro voor zorg, ondersteuning thuis en jeugdzorg ongebruikt werd gelaten. Geld dat overigens beschikbaar blijft als bestemmingsreserve binnen het sociale domein.
Signaal 4: De overheid moet meer kansen benutten
De landelijke overheid zet in 2013 het begrip participatiesamenleving op de kaart en vervolgens moeten vooral burgerinitiatieven, kwetsbare burgers, mantelzorgers en vrijwilligers daar aan bijdragen.
De rol van de landelijke en lokale overheid lijkt weinig aan de orde te komen. Het blijkt dat burgers die serieus aan de slag willen met de participatiesamenleving soms zelfs tegenwind ervaren uit deze hoek. Je kunt echt een dagtaak hebben aan het relatiebeheer met de gemeente. Vaak zien gemeenten de burgerinitiatieven als een goedkope oplossing voor een bestaand probleem. Er gaat veel goed maar er zijn meer kansen te benutten.
Signaal 5: Veel burgers zien de participatiesamenleving als verkapte bezuiniging
Veel van de eerder genoemde kwetsbare burgers zien de directie link tussen de participatiesamenleving en de bezuinigingen van de afgelopen jaren op sociale voorzieningen, zorg en ondersteuning. Hun zorgkosten liepen dramatisch op terwijl er op bijvoorbeeld huishoudelijke hulp fors werd bezuinigd. In de media waren er veel individuele negatieve voorbeelden zoals de moeder van staatssecretaris van Rijn en Hugo Borst en burgers die via rechtszaken vochten om een traplift. Zo werd het meedoen in de samenleving naar de achtergrond gedrongen. Er was immers geen duidelijke formulering van het begrip participatiesamenleving en burgers gaven er een eigen interpretatie aan.
Hoe verder?
Het is duidelijk, de participatiesamenleving is nog ver weg en het proces heeft veel tijd nodig. Nu de economie aantrekt, is de directe noodzaak tot bezuinigingen verdwenen. Burgers krijgen weer moed door het stijgen van het inkomen en het verkrijgen van werk. Meedoen in de samenleving krijgt daarmee weer een kans. In dit kader lijkt het te gaan om 3 belangrijke speerpunten waar de overheid aan moet werken, te weten; zorgen voor een vangnet voor de meest kwetsbare burgers, verdere ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers en faciliteren van burgerinitiatieven.
Als dat lukt, komen we in de richting die Koning Willem Alexander schetste: “Van iedereen die dat kan, kan worden gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving”.
De HBV-Zayaz wenst iedereen een fijne zomer toe. De volgende nieuwsbrief verschijnt eind september 2018